- maand
- {{maand}}{{/term}}1 month♦voorbeelden:1 de maand januari • the month of Januaryeen maand vakantie • a month's holidayhij kreeg zes maanden • 〈als gevangenisstraf〉 he got six monthsdrie maanden lang • for three monthsbinnen een maand • within a monthik heb hem in geen maanden gezien • I haven't seen him for/in monthsom de twee maanden • every two months, every other monthvandaag over een maand • a month from todayover een maand • in a month('s time)de huur bedraagt 800 gulden per maand • the rent is 800 guilders a/per montheen baby van vier maanden • a four-month-old babyeen dertiende maand • an annual bonus
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.